Quantcast
Channel: Woordhoek
Viewing all articles
Browse latest Browse all 10

De nieuwe woorden van 1910

$
0
0

Toen Nicoline van der Sijs in 2001 het proefschrift Etymologie in het digitale tijdperk publiceerde, voorspelde zij dat de sterke toename van digitale bronnen in de nabije toekomst voor talloze vroegere dateringen van woorden en uitdrukkingen zou zorgen. Zij besloot haar boek met een chronologische lijst van zo’n 18.000 woorden – van het jaar 107 (toen het Nederlandse wad in een Latijnse tekst werd vastgelegd) tot en met 2000, toen wij weblog uit het Engels leenden.

Nu er zoveel wordt geschreven over de nieuwe woorden van 2010, vroeg ik mij af welke woorden in 1910 als nieuw werden beschouwd. Het proefschrift van Van der Sijs is daarvoor de beste bron. Voor 1910 vermeldt zij in totaal 76 woorden – woorden die zij onder meer nazocht in de digitale bronnen die ons in 2001 ter beschikking stonden. Er zitten allerlei interessante woorden bij, zoals adrenaline, bioscoop, cellulitis, dirigent, ketjap, lunchroom, ouwehoeren en vliegenier. Inmiddels zijn we negen jaar verder en zijn er miljoenen pagina’s aan historische Nederlandse teksten bijgekomen. Zouden daarin inderdaad veel vroegere bronnen voor die woorden te vinden zijn?

Ja. Sterker nog, dat geldt voor het overgrote deel van de woorden. Soms scheelt het slechts een paar jaar, soms ruim een halve eeuw. Zo kennen we dirigent niet sinds 1910, maar al zeker sinds 1846. Ketjap bleek al in 1876 te vinden („Er zijn voorwerpen die de Europeanen onder elkander zelfs nooit anders dan bij de maleische namen noemen: zoo spreekt men niet van soja maar van ketjap’’), lunchroom in 1898 („Eerstdaags opening van The American Lunchroom, Kalverstraat 16’’) en bioscoop in 1896 – kort nadat in Berlijn, New York en Parijs de eerste filmbeelden („bewegende photographiën’’) tegen betaling aan het publiek waren getoond.

Een van de weinige woorden uit de lijst van Van der Sijs voor het jaar 1910 waarvoor (op dit moment) geen vroegere bron te vinden is, is vliegenier. Dit was ontstaan ter vervanging van aviateur, terwijl vliegenier al snel weer plaats moest maken voor piloot, dat in 1912 voor het eerst is gesignaleerd.

Er werd in 1910 veel over luchtvaart geschreven – toen een opkomend transportmiddel. Het is interessant om te zien hoe men in dit verband zocht naar goede Nederlandse woorden, bijvoorbeeld voor een vliegtuig dat op het water kon landen. Hydroplaan, hydro-aëroplaan, aëro-hydroplaan, avion-marin – ze passeerden allemaal de revue. In 1911 schreef het Algemeen Handelsblad, in een berichtje over de aëro-hydroplaan: „Wie geeft ons een beter Hollandsch woord voor dit watervliegtuig’’ – niet beseffend hiermee zelf al de vraag te hebben beantwoord.

Vorige week lanceerde Google in stilte de bètaversie van een toepassing waarmee je de ouderdom en frequentie van Engelse, Franse, Duitse, Russische en Spaanse woorden en uitdrukkingen kunt nazoeken. Deze toepassing, waarover later deze week meer in Taalnieuws, maakt gebruik van de miljoenen boeken die al door Google zijn gedigitaliseerd.

Is zoiets ook te maken voor het Nederlands? Zeker, en de bronnen zijn er al. Een en ander lijkt mij een prachtige uitdaging voor het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, het wetenschappelijke woordenboekinstituut van Nederland. Negen jaar na het proefschrift van Van der Sijs ligt alles klaar om de etymologie, de wetenschap die de geschiedenis van woorden opspoort, werkelijk te laten toetreden tot het digitale tijdperk.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 10

Latest Images





Latest Images